Ga naar de hoofdinhoud

Wat is een bètaceltumor?

Bètacellen bevinden zich in de zogenaamde Lagerhans eilandjes van de alvleesklier en zijn verantwoordelijk voor de productie van het hormoon insuline. Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel, wat betekent dat bètacellen een centrale rol spelen bij de regulering van de bloedsuikerspiegel. Een bèta-celtumor ontstaat daarom in de alvleesklier en wordt ook wel een insulinoom genoemd. De bèta-celtumor komt voor in 1 tot 4 gevallen per 1 miljoen inwoners en is dus tamelijk zeldzaam. Vooral mensen in het 5e en 6e levensdecennium hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een bèta-celtumor, waarbij ongeveer 10 procent van alle insulinomen kwaadaardig is. Meestal moet een bèta-celtumor operatief verwijderd worden, maar hij kan ook geremd worden in zijn groei door medicijnen die insuline afscheiden.

Waar zijn bètacellen verantwoordelijk voor?

Bètacellen zijn de insulineproducerende cellen van de alvleesklier. Ze zijn verantwoordelijk voor de productie van insuline. Als de functie van de bètacellen verstoord is, kunnen verschillende vormen van diabetes mellitus ontstaan. In dat geval leidt een tekort aan insuline tot een sterk verhoogde bloedsuikerspiegel. Artsen maken onderscheid tussen de volgende twee typen diabetes:

  • Diabetes type 1: ontstaat door een absoluut insulinetekort van de bètacellen in de alvleesklier (Lagerhans eilandjes). De bloedsuiker stijgt als ongeveer 80 procent van alle bètacellen vernietigd is. Type 1 diabetes kan erfelijke oorzaken hebben.
  • Diabetes type 2: is een van de meest voorkomende vormen van diabetes, die meestal pas op oudere leeftijd ontstaat. Diabetes type 2 ontwikkelt zich door een onbalans in de insulinesecretie en een verslechterende insulinewerking (insulineresistentie). Risicofactoren voor het ontstaan van diabetes type 2 zijn overgewicht, hoge bloeddruk en een dyslipidemie.Type 2 dibaten kunnen vroegtijdige verharding van de slagaders (aderverkalking) veroorzaken en het risico op een hartaanval en beroerte vergroten.

Welke symptomen veroorzaakt een bèta-celtumor?

Een typisch teken van een bèta-celtumor is spontane hypoglykemie, die vaker voorkomt tijdens het vasten. Dit is een hypoglykemie die in bijzonder ernstige gevallen zelfs kan leiden tot een verminderd bewustzijn of zelfs coma of flauwvallen (syncope). Andere tekenen van hypoglykemie zijn:

  • Beven,
  • Zweten,
  • Verhoging van de bloeddruk,
  • Hartkloppingen (tachycardie),
  • innerlijke onrust,
  • Angst,
  • Hyperventilatie,
  • een gevoel van warmte.

Verder kunnen duizeligheid, hoofdpijn, verwarring alsmede denk- en spraakstoornissen en/of gebrek aan concentratie ook wijzen op hypoglykemie. Naast hypoglykemie kunnen ook honger, misselijkheid en braken en visuele stoornissen en slaperigheid symptomen zijn van een bèta-celtumor.

Hoe wordt een bèta-celtumor gediagnosticeerd?

Als er tekenen zijn van een lage bloedsuiker (hypoglykemie), moeten de oorzaken door een arts worden opgehelderd. In de regel wordt daarvoor een zogenaamde hongertest uitgevoerd, waarbij de bloedglucose en het insuline- en pro-insulinegehalte in het bloed regelmatig worden onderzocht. Omdat de meeste getroffenen geen symptomen hebben, d.w.z. tekenen van hypoglykemie, moet de patiënt meestal 48 tot 72 uur in het ziekenhuis worden opgenomen om deze nuchtere test uit te voeren om de diagnose te kunnen stellen. Een betaceltumor kan worden gediagnosticeerd door het aantonen van een duidelijke insulinesecretie in aanwezigheid van hypoglykemie. Als de meerderheid van de patiënten een bèta-celtumor heeft, ontstaan de symptomen van hypoglykemie meestal binnen de eerste 24 uur.

Hoe wordt een bèta-celtumor behandeld?

De eerste keuze van behandeling is de volledige, of uitgebreide, verwijdering van de tumor. Dit omvat de verwijdering van alle aangetaste lymfeklieren en eventuele levermetastasen. Een uitgebreide operatie en verwijdering van de tumor belooft een genezingspercentage tot 90 procent. Voorwaarde hiervoor is wel dat de tumor nauwkeurig gelokaliseerd is. Daarvoor kunnen beeldvormingsprocedures als computertomografie (CT) of magnetische resonantie beeldvorming (MRI) worden gebruikt. In 60 tot 70 procent van alle gevallen kan de plaats van de tumor worden aangegeven met behulp van een CT of een MRI. Het is echter ook mogelijk om een bètaceltumor te lokaliseren door middel van een zogenaamde endosonografie. Dit is een speciaal soort echografisch onderzoek dat van binnenuit wordt uitgevoerd.

Als een operatie niet mogelijk is, kan ook medicatie worden toegediend, zoals het innemen van somatostatine-analogen om de hormonen te remmen en/of diazoxide. Het innemen van diazoxide kan ook worden voorgeschreven als de hypoglykemie aanhoudt ondanks een geslaagde operatie. Ook chemotherapie en dieetmaatregelen kunnen worden voorgeschreven. Dieetmaatregelen bestaan vooral uit het frequent verdelen van kleinere maaltijden over de dag.

Als nieuwere behandelmethode bieden sommige klinieken ook therapie met dendritische cellen aan. De zogenaamde dendritische celtherapie is een immunologische behandelmethode waarbij de dendritische cellen geacht worden de gedegenereerde tumorcellen in het lichaam te herkennen en een immuunreactie tegen deze cellen op gang te brengen om ze te vernietigen. Daartoe worden de dendritische cellen verkregen uit het lichaamseigen bloed door de monocyten in het bloed te isoleren. Deze monocyten worden dan in het laboratorium tot dendritische cellen gekweekt en in de patiënt geïnjecteerd.

Wat is de prognose voor een bèta-celtumor?

Omdat een bèta-celtumor in de meeste gevallen niet alleen goedaardig is, maar ook in meer dan 90 procent van de gevallen kleiner dan twee centimeter, is de prognose goed. Als de tumor door een operatie volledig is verwijderd, worden de patiënten als genezen beschouwd.